• +31 (0) 40 29 38 700
  • info@dehaas-vanophoven.nl
    LOGO DHvO_DEFLOGO DHvO_DEFLOGO DHvO_DEFLOGO DHvO_DEF
    • Welkom
    • Kernwaarden
    • Diensten
    • Relaties
    • Nieuws
    • Brochures
    • Contact
    Serviceloket
    ✕
    Moties inzake rechtsherstel box 3
    16 juni 2022
    Wetsvoorstel aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022
    30 juni 2022

    Verhuur onderneming verhindert toepassing bedrijfsopvolgingsregeling niet

    23 juni 2022

    De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van Hof Den Bosch over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet. Deze regeling houdt in dat bij de verkrijging van ondernemingsvermogen door schenking of krachtens erfrecht onder voorwaarden een vrijstelling geldt van schenk- of erfbelasting. Een van de voorwaarden betreft de eis dat de verkregen onderneming wordt voorgezet gedurende vijf jaar.

    De procedure heeft betrekking op de verkrijging in 2014 van alle aandelen in een holding door schenking. Een dochtermaatschappij was eigenaar van een benzinestation, dat werd verhuurd aan een kleindochtervennootschap van de holding. In de loop van 2015 werd de exploitatie van het benzinestation verhuurd aan een derde voor een periode van vijf jaar. Na afloop van de huurperiode is het benzineservicestation verkocht aan de exploitant.

    Volgens Hof Den Bosch is voldaan aan het voortzettingsvereiste. De bedrijfsopvolgingsregeling sluit voor wat betreft het voortzettingsvereiste bij het stakings- en vervreemdingsbegrip uit de Wet IB 2001 aan. Voor de inkomstenbelasting leidt de verhuur van een aanvankelijk zelf gedreven onderneming niet tot een staking of een overdracht van die onderneming. Het hof zag geen aanleiding om te veronderstellen dat dit voor de bedrijfsopvolgingsregeling anders zou zijn.

    De Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad is van mening dat het niet past om voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling aan de verhuur van de onderneming meer bezwarende fiscale consequenties te verbinden dan er zouden zijn binnen de inkomstenbelasting.

    De conclusie van de A-G is dat het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond dient te worden verklaard.

    Bron:Hoge Raad| Conclusie AG| ECLINLPHR2022523, 21/03796| 29-05-2022
    Share
    0

    Related posts

    16 november 2023

    Bedrijfsopvolgingsregeling niet van toepassing op recente uitbreiding van belangen in dochtermaatschappijen


    Read more
    27 juli 2023

    Geen bewijs voor kunstmatig geregistreerd partnerschap


    Read more
    27 juli 2023

    Geen verhoogde schenkingsvrijstelling bij kruislings schenken


    Read more

    Contact & Route


    Bedrijventerrein Rapenland 1028
    Thorvaldsenlaan 6a
    5623 BN Eindhoven
    Postbus 1781
    5602 BT Eindhoven

    KVK 172.75.105
    BTW NL 8060 95 088 B01
    info@dehaas-vanophoven.nl
    Telefoon +31 (0) 40 29 38 700

    Website


    Algemene Voorwaarden
    Privacy Policy
    Disclaimer
    Register Belastingadviseurs
    Contact
    © 2023 De Haas & Van Ophoven - Alle rechten voorbehouden

        


    Design & Concept by DHVV